Het is tijd uit de schaduw te stappen

Driegesprek met de gemeente, ASG en Windesheim over samenwerken aan de aanpak van het lerarentekort

 

Almere haalt met enige regelmaat de landelijke pers met het lerarentekort. Maar naast die harde werkelijkheid van lesuitval is er volop beweging om nieuwe wegen te ontdekken gegeven dit probleem. Het is tijd voor een nieuw beeld van de Almeerse realiteit stellen Susanne Olivier (bestuurder Almeerse Scholen Groep), Hasib Moukaddim (directeur Windesheim in Almere) en Jeroen Betjes (Accounthouder primair en voortgezet onderwijs gemeente Almere) in een driegesprek over hun gezamenlijke zoektocht naar een uitweg.

Door: Frytskje Simonis, onderzoeker lectoraat Urban Care & Education

Jullie komen elkaar vaak in bestuurlijke overleggen tegen. Wat kunnen jullie zeggen over jullie samenwerking?
Susanne: “Die is goed. Het grootste goed is dat we ons samen richten op het collectieve belang, op de ontwikkeling van het onderwijs en van de stad.” Jeroen vult aan: “met het opstellen van het noodplan een jaar of vier geleden kwamen we in een nieuwe fase van intensiever samenwerken. En we blijven investeren in die samenwerking. We realiseerden we ons bijvoorbeeld laatst dat we nog te veel praten en verzanden in details, dat we ons meer moeten focussen op de hoofdlijnen. Dat is dan reden een onafhankelijk voorzitter voor ons overleg aan te stellen.” Hasib: “we hebben korte lijntjes en, heel belangrijk, goed persoonlijk contact.”

Kunnen jullie voorbeelden noemen van mooie resultaten van de samenwerking?

Alledrie verwijzen naar beleid dat gezamenlijk tot stand komt. Zoals de Lokaal Educatieve Agenda 2024-2028, kortweg LEA, waarin beschreven is hoe de gemeente, samen met scholen, zorginstellingen en andere partners, werkt aan kwalitatief sterk en toekomstgericht onderwijs. Jeroen stellig: “we hebben in Almere nog nooit zo’n stevige basis gehad als die van de LEA en de Onderwijsagenda.” “Concreter nog”, vult Susanne hem aan, “zijn de gezamenlijke afspraken over personeelsbeleid, waarin we zeggen dat scholen elkaar niet beconcurreren en dat we met gezamenlijk HR beleid de jonge leerkrachten voor de stad willen behouden.”

 

Pakt dat in de praktijk ook zo uit? Wie het water aan de lippen heeft staan trekt zich verder terug op zijn eigen eilandje lijkt mij?

Susanne krachtig: “Mensen spreken elkaar aan op die afspraken, dus ja het werkt. Verder zijn er scholen die zelf krap zitten en toch leraren opleiden. Die leraren vertrekken weer. Dan leidt je dus op voor de stad Almere, niet voor je eigen school.” Jeroen vult aan: “ook met het hoger onderwijs is de samenwerking nauw.” Dat beaamt Susanne: “op Windesheim luisteren ze echt heel goed naar wat er nodig is. Ik vind het zo gaaf als iemand zo goed kan luisteren dat daardoor handelingsopties ontstaan, die ook nog eens vlot gerealiseerd worden. Denk bijvoorbeeld aan de duale PABO. Dat soort dingen hebben we echt nodig.”

 

Hasib: “Inspelen op die vragen kan alleen als we begrip voor elkaar hebben, ook als het niet lukt. Het belangrijkste is onze gedeelde ambitie voor de stad.”

Jeroen knikt: “Almere staat weliswaar nu bekend vanwege het lerarentekort, maar ik zie dat er grote stappen worden gemaakt.”

 

Samen blikken de bestuurders vooruit. Ze zien een beweging ontstaan die past bij de pioniersgeest van de stad. Een beweging van waaruit een nieuw verhaal ontstaat, een verhaal dat wat hen betreft nog veel te weinig podium krijgt. Susanne: “de tijd is rijp om uit de schaduw te stappen. We zijn te veel naar binnen gekeerd, terwijl we moeten laten zien wat Almere ook is, een stad waar ruimte is voor leerlingen en docenten om de toekomst vorm te geven.”

Toch heeft het onderwijs ook de naam behoudend te zijn. Verandering kost tijd. Dat kan innovatie in de weg staan. Of zie ik dat verkeerd?
Dat beeld wordt eerst met klem weersproken en later genuanceerd. Het is niet een conservatieve grondhouding, maar de complexiteit van het onderwijs op zichzelf en de dynamische en complexe context waarbinnen onderwijs in Almere gegeven wordt, die de indruk kan wekken dat veranderen langzaam gaat.

Hasib bevlogen: “Ik ken maar één sector die net zo in beweging is als het onderwijs, dat is de ICT. Ik durf er mijn hand voor in het vuur te steken dat iedere docent op onze Hogeschool het afgelopen jaar aan onderwijsinnovatie heeft gewerkt.” Susanne: “Vergeet niet, docenten hebben ten eerste te maken met een heel diverse groep leerlingen, ten tweede met allerlei maatschappelijke ontwikkelingen en ten derde met veel verwachtingen en eisen. Denk aan onderwijs aan vluchtelingen, het lerarentekort, alle wet- en regelgeving. Dat spel dag in dag uit spelen vereist innovatiekracht.” Hasib vult aan: “onderwijs innoveren is op zich al complex. Er zijn zoveel verschillende visies op goed onderwijs. Het valt niet mee die beelden binnen een school op één lijn te krijgen. Tegelijkertijd bevat die grabbelton aan professionele visies ook een enorm potentieel aan innovaties.”

In de reacties klinkt hoop en perspectief door. “We zijn in Almere voorlopers in het vormgeven van het onderwijs van de toekomst,” observeert Jeroen. “Je ziet steeds minder één leerkracht voor de klas, de hele dag, het hele jaar door. We moeten onze boodschap eigenlijk omdraaien. We moeten niet meer zeggen, ‘help, we hebben een tekort’. We moeten zeggen: help ons het onderwijs van de toekomst vorm te geven.” Susanne vertelt over de verhalen die zij dagelijks hoort, over de motivatie van leerkrachten voor het vak en voor de stad Almere te kiezen. Die verhalen verdienen een veel verder bereik.”

Stel ik vraag jullie volgend jaar waar jullie trots op zijn, wat zeggen jullie dan?
Eensgezind spreken zij niet meer over beleid en afspraken maar over de mouwen verder opstropen. Susanne kordaat: “minder lullen, meer poetsen.” Hasib zet nog een tandje bij: “ik hoop dat we, met al onze ideeën, genoeg gepoetst hebben en liefst nog wat meer.” Jeroen tenslotte: “dat we meerdere dingen in samenhang doen. Ik zou het geweldig vinden als leerkrachten over 10 jaar naar Almere komen omdat dit dè plek is waar we het onderwijs van de toekomst geven. Dat ze daar bij willen zijn.”

 

Op welke manier kan onderzoek daaraan bijdragen?
“Luister vooral naar de leerkrachten”, aldus Susanne. Jeroen vertelt over eerdere ervaringen: “ik heb gezien hoeveel impact het heeft als onderzoekers in gesprek gaan met praktijkmensen over de uitkomsten van onderzoek. Wat dat kan betekenen in het werk. Op dat contact hoop ik.” Hasib: “De voorwaarden liggen er.” Jeroen blikt hoopvol vooruit naar een nieuwe fase: “Vier jaar geleden was er een enorm probleem en kwam er een noodplan. Nu praten we niet meer over nood. We hebben het nu over het creëren van een nieuwe werkelijkheid.”