Kan het gebruik van data bijdragen aan meer kansengelijkheid?

Ontwikkeling van de Almeerse Onderwijsmonitor

licht met data
In een tijd waarin data een steeds grotere rol speelt in ons dagelijks leven en het onderwijs, rijst de vraag: Kunnen we die data ook gebruiken om te werken aan meer kansengelijkheid in het onderwijs? In dit artikel duiken we in de ontwikkeling van de Almeerse Onderwijsmonitor, een initiatief waarmee het lectoraat Urban Care & Education, in samenwerking met verschillende onderwijspartners in Almere, probeert om bestaande data te gebruiken om (1) beter zicht te krijgen op de kwaliteit van het Almeerse onderwijs en (2) te werken aan evidence-informed beleid (zie bijv. Ehren & Honingh, 2024). Op die manier kunnen we de kansen van kinderen en jongeren in het onderwijs mogelijk vergroten. Met de komst van nieuwe technologie (zoals toepassingen van Kunstmatige Intelligentie) die gebruik maken van dit soort grote datasets, ontstaan kansen maar ook beperkingen en risico’s. Wij staan daar in deze bijdrage ook bij stil. Een tweede project waar het lectoraat Urban Care & Education betrokken bij is sluit daarbij aan. Daarin werken we samen met onder andere de Haagse Hogeschool om een visie op kansengelijkheid te ontwikkelen bij de adoptie van Kunstmatige Intelligentie in het onderwijs.

 

Door: Chiel van der Veen & Irene Eegdeman

Chiel van der Veen Irene Eegdeman

Wat is de Almeerse Onderwijsmonitor?

 

Op dit moment werkt het lectoraat Urban Care & Education, met een subsidie van de Gemeente Almere, aan de ontwikkeling van de Almeerse Onderwijsmonitor. Deze monitor is onderdeel van een grotere onderzoekslijn waarin wij onderzoeken hoe onderwijs, opvang en ondersteuning kunnen bijdragen aan het vergroten van de kansengelijkheid van kinderen en jongeren. De Almeerse Onderwijsmonitor is een jaarlijkse thermometer waarmee wij proberen zicht te krijgen op de kwaliteit van het Almeerse onderwijs. Hiertoe maken wij gebruik van microdata van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en data uit het Nationale Cohort Onderzoek (NCO). Met deze monitor kunnen wij trends signaleren in het Almeerse onderwijs, waarmee beleid kan worden gevormd dat daadwerkelijk bijdraagt aan meer kansengelijkheid.

data

Kracht en beperkingen?

 

Door gebruik te maken van bestaande data, kunnen we beter zicht krijgen op ontwikkelingen in het Almeerse onderwijs. Hoe zit het bijvoorbeeld met de taalvaardigheid van leerlingen in Almere? Hoe doen zij het in vergelijking met leerlingen buiten Almere? En welke rol speelt de sociaal-economische status in dit verhaal? Hoewel data ons kunnen ondersteunen in het begrijpen van ontwikkelingen in het onderwijs en het opstellen van beleid, is het cruciaal om de context niet uit het oog te verliezen. Data zijn een waardevol instrument, maar ze vertellen niet het hele verhaal. Zo worden vaak (onterecht!) causale conclusies verbonden aan grootschalige onderwijsmonitoren (zoals de PISA en PIRLS). In een recent opiniestuk betoogt prof. Kris van den Branden, hoogleraar taalkunde aan de KU Leuven, dat een daling in prestaties van leerlingen op gestandaardiseerde toetsen voor begrijpend lezen niet per se betekent dat de onderwijskwaliteit ook is gedaald.

“Stel, bijvoorbeeld, dat de kwaliteit van het aangeboden leesonderwijs dezelfde is gebleven, maar de leerlingen anders reageren op begrijpend-leestoetsen: ze benaderen bijvoorbeeld de leestaken oppervlakkiger, minder gemotiveerd, of haken bij ietwat lastige zinnen sneller af. Dan kunnen de prestaties dalen zonder dat de onderwijskwaliteit aantoonbaar daalt.” (Van den Branden, 2024).

Kortom: Het is belangrijk te erkennen dat data een waardevolle bijdrage kunnen leveren, maar dat we bij de interpretatie van die data voorzichtig moeten zijn. Ze kunnen een helder beeld scheppen, maar tegelijkertijd kunnen ze vertekend zijn door tal van factoren. Bij het analyseren van de data die we voor de Almeerse Onderwijsmonitor gebruiken zullen we deze beperkingen erkennen. Naast het gebruik van cohortdata en microdata om ontwikkelingen in prestaties te analyseren, blijft het dan ook onverminderd belangrijk om onderzoek te doen in klassen, met leerkrachten en docenten, om te begrijpen hoe de onderwijsleerprocessen die zij met hun leerlingen opbouwen, bijdragen aan het leren en de ontwikkeling van leerlingen. En om te begrijpen welke rol leerkrachten, schoolleiders en andere professionals spelen in het vergroten van de kansen van alle leerlingen.

Visie op kansengelijkheid bij het gebruik van Kunstmatige Intelligentie in het onderwijs

 

Naast de ontwikkeling van de Almeerse Onderwijsmonitor, zal het lectoraat binnenkort ook starten met een project waarin wordt gezocht naar een gedeelde visie op de inzet van kunstmatige intelligentie voor het vergroten van kansengelijkheid in het onderwijs. In dit project werkt het lectoraat Urban Care & Education op basis van een subsidie van NPuls samen met onderzoekers van de Haage Hogeschool, Universiteit Utrecht, Fontys Hogescholen, het ROC van Amsterdam en het Alfa-College. In deze samenwerking worden drie perspectieven uitgewerkt om tot een gedeelde visie te komen:

  1. Wat is Kunstmatige Intelligentie en hoe worden data in Kunstmatige Intelligentie gebruikt?
  2. Welke factoren zijn van belang bij het gebruik van technologie?
  3. Wat zijn aspecten die bij kansengelijkheid in het onderwijs een rol spelen?

Een gedeelde visie kan helpen bij het verantwoord en ethisch gebruiken van grote datasets bij het verbeteren van de kwaliteit van het onderwijs en het vergroten van de kansengelijkheid van kinderen en jongeren in Almere.

Conclusie

 

Het gebruik van data kan zeker bijdragen aan meer kansengelijkheid in het onderwijs, maar alleen als we ons bewust zijn van de kracht én de beperkingen en werken vanuit een gedeelde visie. Daarnaast is het belangrijk om deze monitor ook te verbinden met andere initiatieven in Almere waarbij wordt ingezet op datagestuurde beleidsontwikkeling. De Almeerse Onderwijsmonitor kan ons helpen bij het vergroten van de kansengelijkheid in het onderwijs, zolang we ons bewust blijven van de nuances en voorzichtig zijn bij het interpreten van deze data. Het is niet alleen een instrument waarmee we zicht krijgen op ontwikkelingen in het Almeerse onderwijs, maar kan daarnaast ook worden gebruikt om een dialoog op gang te brengen tussen professionals, bestuurders, onderzoekers en beleidsmakers. In die dialoog zou het vooral moeten gaan over het begrijpen van de data en hoe we die data kunnen gebruiken om het onderwijs zo in te richten dat het alle kinderen en jongeren in Almere toegang geeft tot onderwijs van hoge kwaliteit waarin zij zoveel mogelijk kansen krijgen om zich breed te ontwikkelen.

 

Referenties

Ehren, M., & Honingh, M. (2024, 24 april). Maak beter gebruik van kennis in onderwijsbeleid. Opgehaald van https://didactiefonline.nl/blog/vriend-en-vijand/maak-beter-gebruik-van-kennis-in-onderwijsbeleid

Van den Branden, K. (2024, 13 mei). Als de kwaliteit van ons onderwijs is gedaald, hoe dan precies? Opgehaald van https://duurzaamonderwijs.com/2024/05/13/als-de-kwaliteit-van-ons-onderwijs-is-gedaald-hoe-dan-precies/